Kort en lang reisverslag week 1 - Bundi, Ssese, Mburo, Kabale, Bunyonyi en Kasese
Voor onze gehaasten oftewel diegenen zonder tijd; hier het korte relaas:
Genieten, lachen, slapen, krabben, rennen, ronddraaien, opschrikken, wachten, rijden, gieren, samenspannen, blijven liggen, zwemmen, springen, swingen, zuchten, boefen en vozen en nog zo veel meer… dat hebben we zoal gedaan in deze twee vakantieweken!
Voor het langere (écht waar langere) verslag, neem u tijd!
Alles begon vrij spannend. Ik moest Elke treffen en wel zo vroeg mogelijk, want op haar site had ik al half gelezen dat de microbe om Kampala te ontvluchten richting the Ssese eilanden al een beetje te groot was, dus moest ik zo snel mogelijk in de Impalastad geraken… Vrijdag had ik een districtauto op het oog om in te springen om dan ’s avonds nog te kunnen arriveren, maar maar, plannen in Bundibugyo leek weer es te overmoedig en ik begon me snel zodanig te enerveren dat ik mezelf maar naar ons huis sleepte om Pieter en Nele niet nog meer op het systeem te werken. Net tien minuten aangekomen, net alle ingrediënten klaargezet om me af te reageren op brood bakken, of onze teergeliefde eeuwig behulpzame coach Vincent belde me om te zeggen dat ie een andere auto wist die toch in Fort Portal zou geraken, ik blij blij blij natuurlijk, eindelijk weg uit Bundi. In Fort Portal ben ik rustig gaan eten, mijn secret lover gaan groeten (Dat is voor een volgende post. Klaas en Elke weten meer!), en snel gaan slapen om zes uur ’s morgens mijn bus naar Kampala te nemen om op tijd te zijn voor de ferry van één uur in Entebbe. Half moe, maar toch al wat gekalmeerd zat ik om negen uur dertig in Kampala, aan het nieuwe taxipark, dé best herkenbare, maar slechtste afspreekplaats in de ganse stad. Miguel was de avond ervoor te opgelucht eindelijk Elke aan de telefoon te hebben dat ie niet echt zijn koppeke had gebruikt toen hij haar een afspreekpunt had doorgebeld. Elke heeft in ieder hoekje van het gigantische park naar mij zitten schreeuwen, ik heb een uur kunnen volzeveren met een paar Ugandezen die me een busrit aanboden die ik al achter de rug had. Na een uur kwam bij Elke dan ook eindelijk het besef dat ze mij kon bellen, en tien minuten later stonden we een aantal centimeter van elkaar verwijderd, nummer een was binnen, eerste missie volbracht!
We hebben ons met pak en zak gepropt in een matatu en zijn samen met een dertigtal kuikentjes naar Entebbe vertrokken. Daar aangekomen zijn we in een andere matatu gesprongen om op tijd aan de ferryplaats te kunnen staan. We bleken schoon op tijd te zijn, hebben een chappati gekocht en wat bijgebabbeld tot we moesten vertrekken. Op den boot hebben we bijgebabbeld deel twee, en een paar groepsreizigers leren kennen, Belgen dan nog wel, toffe mensen die we later in die twee weken nog es zouden terugzien! Na een drie uur bootrit onder een halve druilerige weinig hoopgevende lucht eindelijk aangekomen, klaar om ons op ons gat te zetten in het Ssese strandzand. Even de verkeerde camping binnengerold, maar uiteindelijk toch in het gezellige charmante Hornbill camp aangekomen en snel de tent opgezet. Hornbill camp was meteen onze goesting, een gezellig plekje uitgebaat door een gezapige Hollandse ex-communist en ex-ontwikkelingswerker, maar vooral voor Elke, met veel en lekker eten. ’s Avonds aan het kampvuur vernomen dat ze een serieuze drash gehad hadden die dag en meteen begonnen we in stilte tot alle goden te bidden voor het eerste zonnige weer. Die nacht gezellig maar wat ongemakkelijk voor het eerst in ons tentje geslapen.
Zondag werden we even ongerust toen we bij de aanzet van onze ochtendgymnastiekwandeling meteen getrakteerd werden op donderwolken in de verte met ertussen een kleine windhoos naar beneden gesuisd, dus gingen we direct schuilen met een eerste junglewandeling. Toen we daarvan terugkwamen werd het duidelijk dat al mijn bidwerk zijn vruchten had afgeworpen, het begon serieus warm en zonnig te worden. ’s Middags zijn we richting het dorp gelopen en richting de andere kant van het grote eiland, Luka. Na het spotten van de eerste apen hebben we roekeloos beslist de baan af te gaan en gewoon de jungle rechts van ons in te zoefen. Zolang we Lake Victoria tussen de bladeren zagen leek ons dat geen probleem, maar toen we na een halfuur op lage paaltjes met prikkeldraad botsten, vreesden we even dat we door wilde beesten gingen verorberd worden (Elke dacht aan honden, ik dacht aan slangen) of door lokale Zulu’s aan speren gingen gerijgd worden om daarna broederlijk in stukjes gesneden in een ketel te worden gegooid. Elke waarschuwde me tien minuten ervoor al met een no go back bedreiging, dus zijn we maar verder ons leven op het spel gaan zetten/wandelen. Na een kwartier bezorgde we echter twee hardwerkende gespierde Ugandezen de schrik van hun leven door half bezweet uit de jungle te verschijnen. Ze wezen vree lauw en flauw de weg naar de bewoonde wereld en vijf minuten later stonden we inderdaad aan het Ssese Island Beach Club Resort. Na onze eerste spannende avonturen zijn we weer niet zonder risico’s Lake Victoria ingedoken. Echt honderd percent genieten was het niet met meneer Bill Harzia in onze kop, maar het was wel een serieuze verfrissing.
Daags nadien hebben we niet zonder lachen, hotsen en botsen de eilanden verlaten. Nadat we al ons ziel uit ons teer lijf hadden gerend omdat we dachten meer tijd te hebben om onze enige ferry te halen terug naar het vasteland, moest Elke nog even wat meer van haar ziel afrennen omdat ze tijdens die eerste spurt een sandaal had laten vallen. ‘You have three minutes’, maar het leken voor haar wel tien seconden, rennen alsof die honden van de dag ervoor achter haar zouden zitten heeft ze gedaan, in de achtergrond natuurlijk de Ugandezen aan het gieren van lachen, maar ook die groepreisbelgen. Elke heeft het gehaald, en ook de sandaal! De ferry werd meteen een tweede keer een goeie uitblaasplek. Die avond moesten we onze Klaas gaan oppikken op de luchthaven en hem met zijn handje vast begeleiden naar Red Chilli in Kampala, dus hebben we wijselijk besloten in Entebbe zijn langverwachte en door iedereen gevreesde aankomst af te wachten, eerst in de Botanische Tuinen, daarna aan het zwembad van een of ander koloniaal hotel. Aan dat zwembad bleek dat eerst ik, maar een paar uur later ook Elke, een onverwacht souvenir van Ssese hadden meegepikt; zandluizen met als gevolg een jeukende met rode plekken bezette rug en gat. Vol gejeuk en geblaas zijn we dan maar iets gaan eten en Klaas gaan opwachten op de luchthaven. Daar hebben we een tweetal uur geklemd gezeten tussen een half Hollander half Zweed, een paar blauwe nonnekes, en een paar serieus bedekte Somalische vrouwen. Ondanks de pogingen van die eerste hebben we het meest en gezelligst gebabbeld met die laatste. We hadden al besloten te blijven zitten en Klaas te laten overdonderen door de vele taxichauffeurs die hem zouden vragen of hij naar ‘Kampala, Kampala, taxi, taxi’ wou. Na alle grappen over tenten, doeken en muskietennetten al dan niet over mensen gegooid en een uur vertraging verscheen onze stralende mizungu tussen de zwarte kopkes. De aankomst in Uganda en de rit naar Kampala overdonderden hem waarschijnlijk, maar Elke zeker en ik bijna lagen al half te maffen in de taxi zodat ie genoeg tot rust kon komen in de taxi, een beetje zijn ferryrit dus.
Klaas’ eerste nacht onder een muskietennet is goed verlopen evenals zijn eerste uurtjes in Kampala. Lang zijn we er niet gebleven; Elke en Klaas zijn eten en drank gaan inslaan, ik ben de chauffeur en de 4x4 gaan oppikken en heb nog enkele zenuwen verbeten om een vliegtuigticket naar de heuvels van Kathmandu te boeken. Rond de middag waren we klaar om naar ons eerste nationale park te gaan; Lake Mburo National Park, een heel klein gezellig park bekend voor de zebra’s (dé enige plaats in Uganda waar je deze beesten kan spotten). Het is geen park om je reis mee te beëindigen, maar wel om mee te starten, een aperitiefpark dus. Het was de moeite; veeel soorten antilopen gezien, op enkele meters, op enkele centimeters, waterbokken, antilopen, impala’s, kobs, enkele kuddes vies kijkende buffels, zebra’s natuurlijk zowel levende als dode, pumba’s, aapjes, en nijlpaarden. We overnachtten er ook op een zalige kampeerplaats naast het meer Mburo, tussen de zwijnen, buffels, maar vooral ook waterbokken. Onze eerste nacht gezellig met zijn drietjes pal naast elkaar niet durvend te verroeren verliep perfect. Na de gamedrive ’s morgens bleek onze ananas half opgegeten te zijn geweest door aapjes, en dan hebben we maar besloten om hem als lokaas te leggen vlakbij het restaurant om een nieuwe mooie foto te kunnen hebben, échte natuurfotografen die we zijn! Het is geen aap geworden die met de buit is gaan lopen maar een wrattenzwijn. Al de spanning en verwondering achter ons gelaten zijn we die dag met een kleine tussenstop in Mbarara naar Kabale gereden, richting Lake Bunyonyi. Onderweg ontdekt dat er een van ons drie merkwaardig genoeg heeeel heeeel traag eet, het voelde warempel aan als een achtste wereldwonder, maar over hem/haar zullen we wel nog es een speciaal bericht posten, ter verduidelijking van dit bizar fenomeen. Hou deze blog in de gaten!!
In Kabale hebben we onze eerste UNO spelletje gestart; de eerste die vijfhonderd punten haalde was verloren en moest in Bundibugyo een cocktail maken voor de andere. Ik dacht toen dat ik nog nooit zo vol spanning en zenuwen UNO heb gespeeld, maar later in QENP zou blijken dat het nog spannender kon. In Mbarara hebben we ook meteen een margo-cdtje gemaakt voor in de auto, om dom te doen, om vals te zingen, om te dansen, om ons te amuseren. De Hero of Material Girl in ons werd Alive en geThrilld om de World te Healen van alle - Stop de - Toxic en Iron, Lion en Zions om helemaal weer Could You Be Loved te zijn en de Baby One More Times Like a Virgin – flippies uit de wereld te Baffundeëen!
De dag erna zijn we naar het mooiste eilandenmeer van waarschijnlijk gans Afrika getrokken; Lake Bunyonyi. Voor we echt op het meer naar een van de eilanden werden gebracht, hebben we eerst nog een mooie wandeling gedaan. Onderweg zijn we vastgeklampt door bijna vijftig kinderen en zijn we met twintig van hen mee naar huis gaan wandelen. Daar werden we getrakteerd op een megakoddig dansje van de kinderen. Na een picknick op een van de flanken en een dorstlessing in het restaurant zijn we de uitgeholde kano ingesprongen – eerst met de bibbers, dan met de fonkeloogjes voor onze schone Ugandese gondelier. Ik heb af en toe zitten peddelen, Klaas zitten opjutten om foto’s te nemen van Jackson, Klaas zelf heeft zitten giechelen en ge*len, en Elke heeft er alle persoonlijke gegevens uit proberen te halen door met hem te ‘babbelen’. Aangekomen op het eiland hebben we Klaas de tent laten opzetten met een 80% slaagpercentage als gevolg, zijn we de zaalige douches gaan uitchecken, en hebben we enorm lekker gegeten. ’s Avonds hebben we de UNO-veldslag voortgezet en heeft Elke die met glans verloren, joepie, mannen aan de macht!
De dag nadien ben ik met Klaas het kleine Itambira-eiland gaan verkennen, zijn we alledrie het meer ingedoken en hebben we een legendarische poging ondernomen om met zijn drietjes op mizungukracht een kano vooruit te krijgen. Ik moet zeggen, het was lachen en gieren, maar vooruitgaan in de juiste richting zat er niet echt in. We hebben een (knappe) Frans en Amerikaans koppeltje deftig amusement bezorgd in hun saai leventje en zelf leven we ondertussen ook al een paar jaar langer van al het lachen. Ons verblijf op het eiland is niet plots voorbijgegaan, al zeg ik het zelf.
De zaterdag hebben we de chauffeur met duizend zoenen van Elke en ene van Klaas kunnen overtuigen om een shortcut te nemen en te passeren bij de Kitagata hot springs. De baan lag er veel beter bij dan we dachten en we arriveerden vroeger bij de hete bronnen dan we dachten. We werden direct overdonderd door de mysteriositeit en de schoonheid van niet alleen de springs maar ook van de half tot volnaakte mannen en vrouwen die er in lagen te baden om te genezen van hun kwaaltjes. We hadden veel zin om er zelf in te gaan liggen, maar door vijftig paar ogen bestaard worden gaf ons zonder dat ook al een ongemakkelijk gevoel. In Bushenyi hebben we voor het eerst met ons drietjes samen echt Ugandees gaan eten: matoke, pocho, kalo, geit, ei, rijst, … en niet te vergeten de Mirinda Fruity drankjes. Klaas genoot ervan, ik was het al serieus beu, Elke denk ik was er ook al minder enthousiast over, maar beiden van ons genoten van het genieten door onze Dutchman. Na deze overheerlijke luxemaaltijd *slik* zijn we doorgeraasd naar Kasese door QENP, Queen Elisabeth National Park, hét té bezoeken natuurpark in dit paradijselijke land. Aron, de chauffeur had banaantjes gekocht voor zichzelf dachten we, maar het was in feite voor de bavianen langs de weg. Hij is meteen in achting gestegen (en hij stond al relatief hoog) toen de bavianen op de motorkap sprongen, aan ons raampje begonnen te hangen en we van heel dicht bij een mama baviaan en haar kindje konden zien. Het zijn agressieve beesten, maar het was weer es kicken en gieren. Die avond hebben we ons in de Soft Lodge en Bar in Kasese in een kamer met twee bedden voor tienduizend shilling voor drie geploft en eventjes met Elke tussen ons beiden maar dan weer alleen zijn we in slaap gedommeld…
Het Tweede Deel van het verslag komt binnen enkele dagen op de blog…met onder andere dit: Klaas die vrouwen aangeboden krijgt, olifanten bij de vleet, knappe gidsen, fietsmiserie, secret lovers, agressieve duitsers, stille hollanders, … en nog zoveel meer
Als je wil weten wat we iedere dag precies hebben gegeten, raadpleeg het logboek van Klaas :-)