Tuesday, July 03, 2007

Weekendje met Leen en Nele…

Anderhalve week geleden ben ik met Nele en haar hollandaise-vriendin Leen naar Rwebisengo en Ntoroko getrokken voor een weekendje Noordelijk Bundi. We hadden vooraf met Rajab, de knappe CDO van Rwebisengo geregeld dat we bij hem in zijn huis konden verblijven. We hadden eerst het idee opgevat om er ons tentje in de achtertuin op te zetten, maar Rajab stond erop om in zijn huis te logeren. Hij had meteen ook een maaltijd geregeld bij zijn vader thuis en bij zijn neef in Ntoroko, je kunt wel verstaan dat we er serieus naar uit keken!

We zijn in Bundi op drie bodaboda’s gesprongen die ons in een goed tempo naar onze bestemming hebben gebracht. Het werd een hobbelende en schommelende rit van 2 uur in een indrukwekkend landschap, van de Bundi-hoogtes naar de Bundi-vlaktes, een aanrader! 2 uur op de brommer bleek uiteindelijk perfect te doen, we zaten wel onder een paar lagen stof toen we aankwamen, maar hebben zeker van de rit genoten, en de chauffeurs bij de twee vrouwen ook denk ik. Bij aankomst zat een ongeduldige Rajab al te wachten met het eten; ondertussen koud geworden frietjes van gewone aardappelen en zoete aardappelen, met gebakken zoete bananen (gonja), kip, vis, brood, en rijst. Het was veel, maar heeft ons na een vermoeiende rit zeker gesmaakt. Na een kort wasje en plasje hebben we met Rajabs kleine krakkemikkige koddige jeep van Europese makelij met Zwitsere wegenvignetten van ’94 tot ’96 enkele letterlijke en figuurlijke hot-spots in Rwebisengo aangedaan. Eerst zijn we naar de Semliki-rivier gereden, de grens met Congo. We hadden een indrukwekkend zicht op de befaamde en gegeerde mineraalbergen in Congo. Daarna hebben we de plaats bezocht waar Rajab toen ie klein was altijd ging zwemmen, maar waar de koeien ook serieuze pakketjes stront achterlaten. Vervolgends zijn we een stukje verder langs de Semliki gereden tot op de plaats waar via heel kleine bootjes legale en illegale handel wordt gedreven tussen beide landen. Je kunt zo goed als ongecontroleerd de grens oversteken tegen de kleine prijs van 200 shilling, of zo’n goeie tien eurocent. De bevolking aan beide grenzen kennen elkaar zeer goed want de meeste onder hen zijn bloedverwanten, wat het samenwerken natuurlijk gemakkelijker en meer betrouwbaar maakt. In de vooravond zijn we naar Rajab’s vaders huis gereden, een upperclass huis met een mooi aangelegde tuin. Daar hebben we een Indische Bollywoodfilm half uitgekeken. Drie uur lang was de film, maar dat vonden we persoonlijk toch ietske te lang, de anderhalf uur kitch en fritch, bollen en rollen, janken en manken volstond voor mij zeker al. Na de film werd het oeuvre van onze vriendin Maria Karrie opgezet, heeeeerlijke muziek uiteraard, *slik. Ondertussen stond er alweer een heerlijke maaltijd op het menu, rijst met gonja, sombé, g-nut saus en vis. Het was wel vreemd om eerst met de mannen te eten en daarna de vrouwen en kinderen te laten eten, maar dat was de gewoonte. Ik at dus sowieso een stuk minder omdat ik wist dat de vrouwen nog moesten eten. In Rwebisengo zie je zeer goed dat het een door mannen gedomineerde maatschappij is; mannen eten eerst het voedsel dat de vrouwen hebben klaargemaakt, de vrouwen eten de (al dan niet koude) resten op, vrouwen en kinderen buigen of knielen altijd voor de mannen (en de gasten), zowel jong als oud, mannen gaan ’s avonds uit, iets drinken, zonder dat er vrouwen bij zijn, enzovoort… voor mij heel bevreemdend om te zien, voor Leen en Nele waarschijnlijk nog meer.

De dag erna kregen we als ontbijt de koude frietjes en kip van de dag ervoor als ontbijt voorgeschoteld. Niet mis, maar raar en een beetje vettig als ontbijt. Daarna zijn we met de jeep naar Ntoroko getrokken waar we voor het middageten verwacht werden bij de neef van Rajab. Om Ntoroko te bereiken moet je een heel eind door het Semliki Game Reserve rijden, een savanne-achtig natuurreservaat met vooral antilopen, bavianen en wrattenzwijnen. Er zouden ook olifanten en leeuwen zitten, maar in een heel kleine onvindbare hoeveelheid. Toen we dus half zaten te genieten van het uitzicht, hoorden we plots iets slepen op de grond; de knalpot van de auto was er afgevallen. Eerst met wat touw de buis terug vastbinden, maar toen die doorgebrand was, hebben we maar een gordeltje van een fototoestelzak gebruikt, dat hielp meer. Een halfuur later vielen we echter weer stil, en deze keer heeft het meer dan een uur geduurd voor we er weg geraakt waren. Eerst was benzinetekort de diagnose, maar nadat er benzine werd aangevoerd met een brommer bleek duidelijk dat dat het probleem niet was, maar de carburator. Niet veel aan te doen daar in the middle of nowhere, dus het was wachten op een mechanieker of iets of iemand anders. Uiteindelijk werden we gered door een pick-up die bereid was ons voort te trekken. Het touw brak echter af en toe door (Leen heeft een stukje ervan als bewijs meegenomen naar huis) zodat het nog een eindje duurde eer we er geraakten. Alle miserie was snel vergeten toen we een overheerlijk visdiner kregen voorgeschoteld. Zo’n grote miserie was het uiteindelijk ook niet, het was allemaal best wel grappig, en met genoeg gelach en geschater en een schone vent tussen al die wilde beesten viel alles wel te verdragen (en ik heb het niet over mij :-) ) Na de maaltijd kregen we een rondleiding op het bedrijfje waar de neef van Rajab manager is. Hij werkt er voor een Belgisch bedrijfje die goederen verscheept vanuit Uganda naar Congo via Lake Albert. De manager vertelde ons dat het vooral VN-containers waren die verscheept werden met materiaal voor Monuc en voedsel en andere voorzieningen voor de Congolese bevolking in. Er zouden elke dag tenminste twee containers verscheept worden. Ik geloofde er persoonlijk niet zoveel van, de frequentie is te hoog om alleen containers van de VN te verschepen en mijn vermoeden werd bevestigd toen ik naast de containers verderop een hoeveelheid (waarschijnlijk illegaal) tropisch hout zag liggen. Het was interessant om te zien, want er kwam ook net een schip aan vanuit Congo en het aanmeer-proces was best wel leuk en spannend. Hierna was het tijd om te vertrekken, want het zag er al half donker uit en we moesten zeker in Bundi terug geraken. Met de jeep ging niet en boda’s waren er ook niet. Uiteindelijk hebben we nog een pick-up gevonden die ons in snel tempo naar Karugutu heeft gebracht. Daar hadden we alle geluk van de wereld toen Chris, de boekhouder van BIDP, net met zijn zalige Datsun van Fort Portal kwam, zodat we achteraan in de pick-up konden springen, van de een in de ander. Uiteindelijk zijn we mooi om zeven uur dertig ’s avonds terug in ons gezellig huisje aangekomen, moe, maar toch voldaan na een hectisch, maar grappig en avontuurlijk weekend in Bundi.

0 Comments:

Post a Comment

<< Home